Martin Luther en Fritz Bauer
(door prof. dr. Sabine Hiebsch)
Op het eerste gezicht lijkt er geen verbinding te zijn tussen Martin Luther, de eerste reformator van de 16e eeuw, en Fritz Bauer (1903-1968), een joodse Duitse jurist wiens naam verbonden is met de arrestatie van Adolf Eichmann in Argentinië (thema van de film Der Staat gegen Fritz Bauer, 2015) en met het Auschwitz proces in Frankfurt, 1963-1965 (thema van de film Im Labyrinth des Schweigens, 2014).
Fritz Bauer studeerde rechten en economie. Direct in 1933 werd hij als jood en sociaaldemocraat uit zijn ambt ontslagen vanwege 'anti-nazi activiteiten'. Na enkele maanden in een concentratiekamp wist hij via Denemarken naar Zweden te vluchten. Na de oorlog keerde hij terug naar Duitsland en speelde een actieve rol bij de opbouw van een democratisch rechtssysteem. Dat dit heel moeilijk was, bleek onder andere in 1952, tijdens het Remer-proces. Otto Ernst Remer was als officier in de Wehrmacht in Berlijn ten tijde van de aanslag tegen Hitler op 20 juli 1944. Na de oorlog richtte Remer een rechtsextremistische neonazi partij op. De aanslagplegers van 20 juli, onder andere Claus Graf Stauffenberg, maar ook andere verzetsstrijders zoals Wilhem Canaris en Dietrich Bonhoeffer waren voor hem hoog- en landverraders. En zo noemde Remer hen ook in het openbaar. Fritz Bauer zorgde ervoor dat Remer zich voor deze uitspraken voor de rechter moest verantwoorden.
Bauers aanklacht werd inhoudelijk ondersteund door een viertal rapporten, waaronder één van de dogmaticus en Lutherkenner Hans-Joachim Iwand (1899-1960).
En hier ligt de verbinding tussen Bauer en Luther. Bauer argumenteerde dat een onrechtstaat zoals het Derde Rijk die dagelijks tienduizenden moorden pleegt, iedereen het recht tot noodweer geeft. Hij spreekt niet alleen van het recht op Tyrannenmoord, maar van een plicht tot verzet tegen een onrechtstaat. Bauer baseerde zijn argumentatie vooral op het rapport van Iwand, die wederom Luther daarin centraal gesteld had, met diens interpretatie van Romeinen 13. Daarmee onderscheidde Iwand zich van grote delen van de lutherse kerken in Duitsland die in de nazi periode aan het gezag van en voor de staat hadden vastgehouden.
Iwans zag zich door Luthers theologie gesteund in de opvatting dat een staat die niet meer de goeden en het goede beschermt, geen rechtsstaat meer is en daarom ook niet meer naar Gods wil handelt. Daaruit volgt een bijbels recht tot verzet.
Iwand gaf daarmee een actualisering van Luthers theologie die ook in de huidige context uitdaagt tot nadenken en handelen.
Prof. dr. Sabine Hiebsch, Kooiman-Boendermaker Leerstoel voor Luther en de geschiedenis van het (Nederlandse) lutheranisme. (Overgenomen uit Nieuwsbrief 6, december 2019 KBLS)